In het ondernemingsplan speelt investeren een belangrijke rol. Als je een onderneming start, moet je niet alleen over voldoende
personeel beschikken, maar ook over voldoende geld om je ambitie waar te maken. Een belangrijke vraag is: Waar moet het benodigde
geld vandaan komen? Het antwoord geef je in het financieringsplan.
|
Financieringsplan: Een begroting waarin je beschrijft waar je de aan te schaffen goederen voor je nieuwe onderneming vandaan
gaat halen.
|
|
|
|
'Deze heb ik eigenlijk ook nodig, maar hoe ga ik dat betalen?' |
|
|
Je kunt een goedlopende winkel in planten en tuinartikelen overnemen. Je gaat het pand huren en je gaat het met toestemming
van de verhuurder verbouwen en aanpassen. De aanwezige voorraad neem je over. De beginbalans bestaat uit de investeringsbegroting
aan de activazijde en het financieringsplan aan de passivazijde. Deze twee moeten natuurlijk weer in evenwicht zijn!
|
|
|
'Wat heb ik nodig en hoe betaal ik dat?' |
|
|
Investeringsbegroting: Een begroting waarin je beschrijft wat je wilt aanschaffen om een onderneming te starten. Deze begroting
wordt ook wel het investeringsplan genoemd.
|
|
Bij het starten van een onderneming is de activazijde van de balans te vergelijken met de investeringsbegroting. De andere
kant, de passivazijde, is te vergelijken met het financieringsplan. De linkerkant van de balans geeft de waarde in geld van
de verschillende activa weer. Als iets op de balans geactiveerd wordt dan wil dat zeggen dat het op de balans geplaatst wordt.
|
|
|
Hier is de investeringsbegroting duidelijk. Het totale plan gaat om een bedrag van € 52.500. Dit geld moet ergens vandaan
komen. Het moet dus gefinancierd worden.
|
|
|
Als je weet wat je allemaal nodig hebt om te kunnen starten, weet je dus ook hoeveel geld je nodig hebt. Je hebt € 52.500
nodig. In het financieringsplan geef je aan waar dat geld vandaan komt. Een deel kan van je eigen spaargeld komen. Dat is
eigen vermogen. Een deel zal vreemd vermogen zijn. Bij 'financieren' kijk je naar de mogelijkheden en voor- en nadelen van
de verschillende vormen van financiering.
|
|
|
|
|
Financieren: Het voorzien in de vermogensbehoefte. Het zorgen dat er voldoende geld is om iets te kunnen doen. |
|
Financieren is dus een ruim begrip. Hier gaat het over het financieren van de start van een nieuwe onderneming. Maar het kan,
bijvoorbeeld privé, ook de financiering van de verbouwing van een huis betreffen. Als je zelf voor het geld zorgt, is dat
een vorm van financiering. Maar je kunt ook de bank vragen om je te helpen bij je financiering.
|
|
|
'Zouden zij mij kunnen helpen?' |
|
|
Er zijn drie soorten leningen: |
|
Korte lening of een overbruggingskrediet. Hiermee overbrug je een korte periode. Je hebt bijvoorbeeld een nieuw bedrijfsgebouw
gekocht en je vorige pand moet je nog verkopen. De tussentijd moet je overbruggen. Geld dat je leent van je leveranciers (crediteuren)
omdat je op rekening inkoopt, is ook een korte lening.
|
|
Middellange lening. Hiermee financier je inventaris, bedrijfsauto’s en dergelijke. De levensduur en dus ook de aflossingstermijn
van de bijbehorende lening gaat van één tot tien jaar.
|
|
Hypothecaire lening. Hiermee betaal je de aankoop van onroerend goed. De looptijd van deze lening ligt rond de twintig jaar. |
|
|
Afbetalen in 1, 10 of 20 jaar? |
|
|
Er zijn verschillende vormen van financieringen: |
|
Krediet. Je mag tijdelijk rood staan. Sta je rood, dan betaal je rente, sta je positief, dan krijg je rente. |
|
Familielening. Dit is een lening die door een familielid, bijvoorbeeld een van je ouders, wordt verstrekt. |
|
Hypothecaire lening. Dit is een lening waarbij je een hypotheek afsluit op een pand. Mocht je de rente en aflossing niet meer
kunnen betalen, dan mag de hypotheeknemer, meestal de bank, het pand verkopen om zijn geld terug te krijgen.
|
|
Daarnaast kun je ook een gewone banklening hebben, zonder hypotheek. |
|
|
'Succes meid, we willen je graag helpen met je winkel.' |
|
|
'Geld lenen kost geld', hoor je altijd bij de reclame. Dat klopt. Je moet regelmatig rente en aflossing betalen. Dit zijn
de blijvende verplichtingen. Maar er zijn ook veel kosten die je maar een keer hoeft te betalen, deze betalingen zijn eenmalig.
Deze uitgaven doe je als je onroerend goed, bijvoorbeeld een winkelpand of grond, koopt met geleend geld. Voorbeelden van
eenmalige kosten bij de aankoop van een pand zijn notariskosten, makelaarskosten, taxatiekosten en de overdrachtsbelasting.
Vaak zie je Kosten Koper (KK) staan, bij de vraagprijs van een pand. Dat betekent dat al deze eenmalige kosten voor rekening
van de koper komen.
|
|
|
Vergeet de bijkomende kosten niet! |
|
|
Rente en aflossing zijn blijvende verplichtingen. De bank probeert zo goed mogelijk in je financieringsbehoefte te voorzien,
maar ze denkt natuurlijk ook aan haar eigen belang.
|
|
Rente: De vergoeding voor het gebruik van geleend geld. Het rentetarief kan vast of variabel zijn.
|
|
Er zijn twee manieren om af te lossen: |
|
Lineaire aflossing. Hierbij betaal je steeds, per maand, een vast bedrag. Hierdoor wordt het totaal van rente en aflossing
steeds lager omdat het geleende bedrag lager wordt.
|
|
Gestaffelde aflossing. Hierbij spreek je van tevoren af welke bedragen je gedurende een bepaalde periode aflost. |
|
|
De rente verandert regelmatig. |
|
|
Banken lenen geld uit op basis van zekerheid. Je moet dus een onderpand hebben. Dit is meestal onroerend goed (een huis of
winkelpand), omdat het in een keer veel geld kan opleveren. De bank weet dan zeker dat dit verkocht kan worden als je niet
meer in staat bent om af te lossen.
|
|
Financieringsmaatschappijen lenen geld uit met het pandrecht op roerend goed als zekerheid. Bij een winkel kan de nieuwe inventaris
het onderpand zijn, maar denk ook aan voorraden of debiteuren. De rente die je moet betalen, is hoger dan de normale rente
bij een bank omdat het risico van waardevermindering groter is.
|
|
|
Door de hypotheekakte te tekenen, geef je de bank recht van hypotheek. |
|
|
Een investeringsbegroting beschrijft: |
|
|
Welke kosten en baten worden verwacht. |
|
|
|
Wat de ondernemer wil aanschaffen om het bedrijf te kunnen starten. |
|
|
|
Wat de verwachte omzet en winst is. |
|
|
|
Dit is het juiste antwoord. |
|
|
Voor de aanschaf van een bedrijfspand heeft een ondernemer geld nodig. Welke soort lening wordt hiervoor meestal afgesloten? |
|
|
Dit is het juiste antwoord. |
|
|
Met ‘geld lenen kost geld’ wordt bedoeld dat je over geleend geld rente moet betalen. |
|
|
Dit is het juiste antwoord. |
|
|